Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Adelaar


  • ade·laar
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘roofvogel’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1]
  • Ontleend aan het Middelhoogduitse adelar (modern Duits Adler), dat een samenstelling is van adel (edel) en are (arend) en dus "edele arend" betekent [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord adelaar adelaars
adelaren
verkleinwoord adelaartje adelaartjes

de adelaarm

  1. (havikachtigen) benaming voor sommige soorten grote roofvogels
     Ik hoopte stiekem een beer te kunnen zien baden in de rivier, maar was ook wel tevreden met alle herten, eekhoorns, marmotten, vogels en de Amerikaanse adelaar.[3]
  2. (militair) veldteken of standaard met de afbeelding van een adelaar (m.n. in het Romeinse leger)
  3. (heraldiek) teken in de heraldiek
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.


enkelvoud meervoud
naamwoord adelaar adelaars
verkleinwoord

adelaar

  1. (havikachtigen) adelaar, arend; een roofvogelsoort
  1. arend
  2. arend


enkelvoud meervoud
naamwoord adelaar adelaars
verkleinwoord

adelaar

  1. (havikachtigen) adelaar, arend; een roofvogelsoort
  1. arend
  2. arend