sas
Niet te verwarren met: saz |
- sas
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘mengsel voor vuurwerk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1785 [1]
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘sluis’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1551 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sas | sassen |
verkleinwoord | - | - |
sas
- o schutsluis [2] [3]
- m v snel verbrandend mengsel voor vuurwerk en als ontstekingsmiddel [4] [5]
- m v (gereedschap) drevel [6] [7] [8]
1. zie: sluis
vervoeging van |
---|
sassen |
sas
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sassen
- Ik sas.
- gebiedende wijs van sassen
- Sas!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sassen
- Sas je?
- Het woord sas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sas" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[9] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ 1,0 1,1 "sas" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ (sluis) sas op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ (vuurwerk) sas op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ (drevel) sas op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /ˈʃɒʃ/
sas