sassen
- sas·sen
- In de betekenis van ‘pissen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1950 [1]
de sassen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord sas
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sassen |
saste |
gesast |
zwak -t | volledig |
sassen
- overgankelijk overtollig water lozen (b.v. via een sassluis), schutten [2]
- In de toekomst kan het natuurlijk niet dat rioolwater ongezuiverd in de rivieren wordt gesast.
- inergatief (informeel) pissen, plassen ww [1], urineren, wateren ww [1] [3]
- Op de gekste plekken wordt gesast, gewipt en gespoten…
- Het woord sassen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sassen" herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "sassen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ (schutten) sassen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ (pissen) sassen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be