sashuis
- sas·huis
- samenstelling van sas ww en huis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sashuis | sashuizen |
verkleinwoord | sashuisje | sashuisjes |
het sashuis o
- een woning van een sasmeester (sluiswachter)
- één moment, ik moet even naar het sashuis
- Het woord 'sashuis' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sashuis" herkend door:
28 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be