havikachtigen
- (IPA in voorbereiding)
- ha·vik·ach·ti·gen
- havikachtige zn met de uitgang -n
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | havikachtigen | |
verkleinwoord |
de havikachtigen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord havikachtige
- meervoudsvorm als officiële benaming orde van dagroofvogels, Accipitriformes
- familie (vogels) Accipitridae met meer dan 250 soorten
- [2] vogels, viervoeters, gewervelden, chordadieren, dieren
- [2] zie de categorie: Havikachtigen in het Nederlands
- [2] buizerdachtigen, Indische slangenarend, zeearenden
- Het woord 'havikachtigen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.