drevel
- dre·vel
- In de betekenis van ‘drijfijzer’ voor het eerst aangetroffen in 1384 [1]
- afgeleid van het sterke werkwoord drijven (overgankelijk) met het achtervoegsel -el [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | drevel | drevels |
verkleinwoord | dreveltje | dreveltjes |
de drevel m
- (gereedschap) een stalen pen met holle punt die gebruikt wordt om draadnagels (spijkers) iets in het hout te verzinken
1.
vervoeging van |
---|
drevelen |
drevel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van drevelen
- Ik drevel.
- gebiedende wijs van drevelen
- Drevel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van drevelen
- Drevel je?
- Het woord drevel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "drevel" herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
46 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "drevel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ drevel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be