Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·zo·mer·de

Werkwoord

vervoeging van
overzomeren

overzomerde

  1. enkelvoud verleden tijd van overzomeren
    • Ik overzomerde. 
    • Jij overzomerde. 
    • Hij, zij, het overzomerde. 

Gangbaarheid