mal
![]() |
- mal
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘model’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1671 [1]
- In de betekenis van ‘zot’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | mal | maller | malst |
verbogen | malle | mallere | malste |
partitief | mals | mallers | - |
mal
- (v. mensen) blijk gevend van gebrek aan gezond verstand
- Ben je nu mal?
- ondoordacht
- Wat een malle beslissing.
- Het woord mal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mal" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- 1 2 "mal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /mɑːl/
- mal
- Afgeleid van het Proto-Germaanse *mailą
- mal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | mal | maux |
vrouwelijk | male | males |
mal
- (slechts in bepaalde constructies en uitdrukkingen) slecht
Uitdrukkingen en gezegden
|
|
mal m
- pijn
- «J'ai mal à la tête.»
- Ik heb hoofdpijn.
- «J'ai mal à la tête.»
- moeite
- «J'ai du mal à m'imaginer cela.»
- Ik heb moeite om me dat in te beelden.
- «J'ai du mal à m'imaginer cela.»
- het kwaad, het slechte.
- «Le mal et le bien.»
- Het slechte en het goede.
- «Le mal et le bien.»
Uitdrukkingen en gezegden
|
|
- mal
- mal
- mal