• ma·le

male

  1. datief onzijdig  van maal, archaïsche vorm die in enkele staande uitdrukkingen voorkomt
vervoeging van
malen

male

  1. aanvoegende wijs van malen


enkelvoud meervoud
male males

male

  1. (biologie) een mannelijk persoon of dier
stellend vergrotend overtreffend
male maler/more male malest/most male

male

  1. (biologie) mannelijk


male

  1. schaak (spel)


male

  1. vrouwelijk enkelvoud van mal


  • ma·le
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord mala.
Naar frequentie 3343
vervoeging
onbepaalde wijs male
tegenwoordige tijd maler
verleden tijd malte
voltooid
deelwoord
malt
onvoltooid
deelwoord
malende
lijdende vorm males
gebiedende wijs mal
vervoegingsklasse Klasse 2 zwak
opmerking

male

  1. overgankelijk schilderen
    «Det finnes forskjellige materialer både å male på og male med.»
    Er zijn verschillende materialen om zowel op als mee te schilderen.
  2. overgankelijk beschilderen, verven
    «Han har malt veggen hvit.»
    Hij heeft de muur wit geverfd.
  3. overgankelijk, (figuurlijk) schilderen
    «Han maler situasjonen temmelig svart.»
    Hij schildert de situatie helemaal zwart.


  • ma·le
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord mala, dat van het Nederduitse werkwoord "malen" komt.
vervoeging
onbepaalde wijs male
mala
tegenwoordige tijd malte
verleden tijd malt
voltooid
deelwoord
male
onvoltooid
deelwoord
malande
lijdende vorm malast
gebiedende wijs mal
vervoegingsklasse Klasse 2 zwak
opmerking

male

  1. overgankelijk malen
  2. overgankelijk fijnmalen
  3. overgankelijk vermalen

male

  1. verouderde spelling of vorm van måla tot 2012
(verouderd) lijdende vorm van mala en male (betekenis: afmeten)

male

  1. verouderde spelling of vorm van måle tot 2012
(verouderd) lijdende vorm van mala en male (betekenis: afmeten)