Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·schil·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
beschilderen
beschilderde
beschilderd
zwak -d volledig

Werkwoord

beschilderen

  1. overgankelijk met verf een afbeelding op iets aanbrengen
    • De paaseieren werden beschilderd met waterverf. 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be