meerval
- meer·val
- samenstelling van meer zn "waterplas" en val zn "vis" , in de betekenis van ‘beenvis’ voor het eerst aangetroffen in 1765 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | meerval | meervallen |
verkleinwoord | meervalletje | meervalletjes |
de meerval m
- (straalvinnigen) benaming voor grote roofvissen uit het geslacht Siluris
- Meervallen zijn roofvissen die voorkomen in heel Eurazië.
- bepaald soort vis, Siluris glanis
- [1.1] Europese meerval
1. benaming voor grote roofvissen uit het geslacht Siluris
- Het woord meerval staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "meerval" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ meerval op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "meerval" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be