dam
![]() |
dam
- (natuurkunde), (wiskunde), (eenheid) het symbool voor decameter, een lengte van 10 meter of 0,01 kilometer

- dam
- [A] erfwoord van Middelnederlands dam en Oudnederlands dam, in de betekenis van ‘waterkering’ aangetroffen vanaf 1165 [1] [2] [3]
- [B] mogelijk via Frans dame van Spaans dama [4] [5]
[A] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | dam | dammen |
verkleinwoord | dammetje | dammetjes |
[A] de dam m
- (waterbeheer) relatief smalle, massieve bodemophoging in een waterweg om wegverkeer tussen de oevers mogelijk te maken en/of ter bescherming tegen overstromingen
- (waterbeheer) vaste waterkering, aangelegd voor de waterbeheersing en doorgaans voorzien van regelbare doorlaatopeningen of sluizen
- [1] dijk, golfbreker, havenhoofd, landhoofd, pier, stuwmeer, talud, wal
|
- Als er een schaap over de dam is, volgen er meer
als de eerste stap is gezet is het voor een ander niet moeilijk meer om die ook te maken en volgt de rest vanzelf
- het hek is van de dam
er ontstaan problemen nu de belemmering is opgeheven
1,2 waterkering
- Het woord dam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dam" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ dam op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "dam" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ dam op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be