Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dam·paal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dampaal dampalen
verkleinwoord dampaaltje dampaaltjes

Zelfstandig naamwoord

de dampaalm

  1. vierkante paal die men gebruikt voor het maken van tijdelijke kistdammen
Vertalingen

Gangbaarheid

60 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen