Nederlands

 
dammen met 20 witte en 20 zwarte damschijven
Uitspraak
Woordafbreking
  • dam·schijf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord damschijf damschijven
verkleinwoord damschijfje damschijfjes

Zelfstandig naamwoord

de damschijfv / m

  1. een van de witte en zwarte schijven waarmee het damspel gespeeld wordt
    • In haar woonkamer staan veel dambekers. ,,Deze is niet mooi, wel heel belangrijk, wijst Chub op een zinken damschijf op een stuk hout met het opschrift `Dammer van het jaar 2002'. De mooiste trofee is een abstract houtsnijwerk dat een barnsteen omarmt. Een aandenken aan de Europese titel in Litouwen (2002), de belangrijkste prijs die Chub heeft gewonnen. Titelprolongatie op het EK voor vrouwen in Polen (september) staat hoog op haar verlanglijstje, evenals een goede prestatie dit NK. ,,Een goede graadmeter om te kijken wat ik waard ben. Na het Russisch kampioenschap is het NK het sterkst bezette nationale toernooi.[2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Pieter de Vries 2 april 2004
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be