Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·sluit·dam
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afsluitdam afsluitdammen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de afsluitdamm

  1. (waterbeheer) een dam die een water afsluit van de zee
     Dat veel mensen alleen de types waker, de dromer en de slaper kennen, is veelzeggend over onze relatie met dijken: ze zijn alom aanwezig, maar we weten er maar weinig over. Zelfs de overheid zit er wel eens naast: de Afsluitdijk zou eigenlijk Afsluitdam moeten heten, omdat hij dwars door het water ligt.[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Lambert Teuwissen
    “Nederlandse dijken niet hoger, maar slimmer” (Zaterdag 13 december 2014, 07:40), NOS