Nederlands

 
spelers in een damclub
Uitspraak
Woordafbreking
  • dam·club
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord damclub damclubs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de damclubv / m

  1. (sport) vereniging waarbij de leden damwedstrijden spelen
    • Als een kerkelijke gemeente bijvoorbeeld al jaren onderdak verleent aan een damclub, kan dat op zeker moment problemen geven wanneer een andere groep aan de deur klopt om de zaal te gebruiken voor een minder passende activiteit. [1] 
    • Het provinciaal kampioenschap werd in de maanden april en mei gespeeld in het clubhuis van damclub Witte van Moort in Westerhaar. Mensinga had met ingang van de laatste ronde al de beste papieren. Hij stond met Hessing na zes wedstrijden op 9 punten. Yuen Wong volgde op 1 punt achterstand. [2] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen