presa
- pre·sa
enkelvoud | meervoud |
---|---|
presa | presas |
presa v
- het te pakken krijgen, het vangen
- (waterbeheer) dam, waterkering, stuwdam
- prooi, buit, vangst
- arrestant, gedestineerde, gevangene
- (scheepvaart) een gekaapt schip
- [1]: ser presa del terror
in paniek raken
- [3]: hacer una presa
- [3]: hacer una presa (un ave de presa)
een prooi slaan (door een roofvogel)
- [3]: animal de presa
- [3]: ave de presa
- [4]: presa política
politiek gevangene
- presa in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española
presa
- vrouwelijk enkelvoud van preso
- IPA: /prɛsa/
- pre·sa
presa
- genitief enkelvoud van preso
- nominatief meervoud van preso
- accusatief meervoud van preso
- vocatief meervoud van preso