Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Haas


Nederlands

 
1. Een haas, Lepus europaeus  .
Uitspraak
Woordafbreking
  • haas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord haas hazen
verkleinwoord haasje haasjes

Zelfstandig naamwoord

haas m

  1. (haasachtigen) benaming voor dier uit het geslacht Lepus  , met lange achterpoten, een gespleten lip en lange oren
    1. (Nederland, België) Lepus europaeus   (Europese haas)
    • Er zat een haas in het veld. 
  2. (zoötomie), (voeding) een malse magere spier onder de lenden van slachtdieren
    • Biefstuk van de haas. 
  3. (sport) (figuurlijk) deelnemer die in het eerste deel van een race bewust een hogere snelheid aanhoudt dan hij kan volhouden, zodat het tempo van de race gunstiger is voor een of meer betere deelnemers
Synoniemen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen