Nederland
De vlag van Nederland
Nederland (provincies)
  • Ne·der·land
demoniem
inwoner Nederlander
vrouwelijke inwoner Nederlandse
bijvoeglijk Nederlands
enkelvoud bezitsvorm meervoud
naamwoord Nederland Nederlands -
verkleinwoord - - -

Nederland o

  1. (toponiem: land) land in het westen van Europa, grenzend aan Duitsland en België, belangrijkste deel van het Koninkrijk der Nederlanden
    • Nederland is wereldberoemd om zijn windmolens en klompen. 
    • Nederland was in de jaren vijftig een verzuild land.[3] 
     In de lucht cirkelde een helikopter. Het leek wel een scène uit een film. Wat een land, zo anders dan mijn veilige, kleine Nederland.[4]
  • Holland (vaak gebruikt als synoniem)
Landen in Europa in het Nederlands
AlbaniëAndorraArmeniëAzerbeidzjanBelgiëBosnië en HerzegovinaBulgarijeDenemarkenDuitslandEstlandFinlandFrankrijkGeorgiëGriekenlandGroenlandHongarijeIerlandIJslandItaliëKazachstanKroatiëLetlandLiechtensteinLitouwenLuxemburgNoord-MacedoniëMaltaMoldaviëMonacoMontenegroNederlandNoorwegenOekraïneOostenrijkPolenPortugalRoemeniëRuslandSan MarinoServiëSloveniëSlowakijeSpanjeTsjechiëTurkijeVaticaanstadVerenigd KoninkrijkWit-RuslandZwedenZwitserland
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Nederland op website: Etymologiebank.nl
  3. Nederland en de band met Israël, Historisch Nieuwsblad, mei 2008
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  


  • Ne·der·land
enkelvoud meervoud
naamwoord Nederland -

Nederland

  1. (toponiem: land) Nederland
Landen in Europa in het Afrikaans

AlbaniëAndorraArmeniëAzerbeidjanBelgiëBosnië-HerzegowinaBulgaryeDenemarkeDuitslandEstlandFinlandFrankrykGeorgiëGriekelandHongaryeIerlandItaliëKasakstanKroasiëLetlandLiechtensteinLitaueLuxemburgMaltaMasedoniëMoldowaMonacoMontenegroNederlandNoorweëOekraïneOostenrykPolePortugalRoemeniëRuslandSan MarinoSerwiëSiprusSlowakyeSloweniëSpanjeSwedeSwitserlandTsjeggiëTurkyeVatikaanstadVerenigde KoninkrykWit-RuslandYsland


  • Ne·der·land
  enkelvoud
nominatief   Nederland  
genitief   Nederlands  

Nederland o

  1. (toponiem: land) Nederland
Landen in Europa in het Noors

AlbaniaAndorraBelgiaBosnia-HercegovinaBulgariaDanmarkEstlandFinlandFrankrikeHellasHviterusslandIrlandIslandItaliaKroatiaKviterusslandKyprosLatviaLiechtensteinLitauenLuxembourgLuxemburgMakedoniaMaltaMoldovaMonacoMontenegroNederlandNorgePolenPortugalRomaniaRusslandSan MarinoSerbiaSlovakiaSloveniaSpaniaStorbritanniaSveitsSverigeTsjekkiaTyrkiaTysklandUkrainaUngarnVatikanstatenØsterrike


  • Ne·der·land
  enkelvoud
nominatief   Nederland  
genitief   Nederlands  

Nederland o

  1. (toponiem: land) Nederland
Landen in Europa in het Nynorsk

AlbaniaAndorraBelgiaBosnia-HercegovinaBulgariaDanmarkEstlandFinlandFrankrikeHellasIrlandIslandItaliaKroatiaKviterusslandKyprosLatviaLiechtensteinLitauenLuxembourgLuxemburgMakedoniaMaltaMoldovaMonacoMontenegroNederlandNoregPolenPortugalRomaniaRusslandSan MarinoSerbiaSlovakiaSloveniaSpaniaStorbritanniaSveitsSverigeTsjekkiaTyrkiaTysklandUkrainaUngarnVatikanstatenØsterrike


  • Ne·der·land

Nederland o

  1. (toponiem: land) Nederland
    «Nederland is 'n land in Europa.»
    Nederland is een land in Europa.
    «De offisjeêle tael von Nederland is Nederlands.»
    De officiële taal van Nederland is het Nederlands.