Nederland
De vlag van Nederland
Nederland (provincies)
  • Ne·der·land
demoniem
inwoner Nederlander
vrouwelijke inwoner Nederlandse
bijvoeglijk Nederlands
enkelvoudbezitsvorm meervoud
naamwoord NederlandNederlands -
verkleinwoord -- -

Nederland o

  1. (toponiem: land) land in het westen van Europa, grenzend aan Duitsland en België, belangrijkste deel van het Koninkrijk der Nederlanden
    • Nederland is wereldberoemd om zijn windmolens en klompen. 
    • Nederland was in de jaren vijftig een verzuild land.[3] 
     "Wat hij heeft bereikt, heeft niemand in Nederland bereikt. Heel gastronomisch Nederland keek tegen hem op", zegt Laurent Smallegange van restaurant Spetters.[4]
     In de lucht cirkelde een helikopter. Het leek wel een scène uit een film. Wat een land, zo anders dan mijn veilige, kleine Nederland.[5]
  • Holland (vaak gebruikt als synoniem)
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Nederland op website: Etymologiebank.nl
  3. Nederland en de band met Israël, Historisch Nieuwsblad, mei 2008
  4. Bronlink geraadpleegd op 24 april 2025 Weblink bron “Topchefs geschokt door dood Jonnie Boer: 'Hij leerde mij alles'” (23 april 2025), NOS
  5. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  • Ne·der·land
enkelvoud meervoud
naamwoord Nederland -
  • Ne·der·land
  enkelvoud
nominatief   Nederland  
genitief   Nederlands  
  • Ne·der·land
  enkelvoud
nominatief   Nederland  
genitief   Nederlands  
  • Ne·der·land

Nederland o

  1. (toponiem: land) Nederland
    «Nederland is 'n land in Europa.»
    Nederland is een land in Europa.
    «De offisjeêle tael von Nederland is Nederlands.»
    De officiële taal van Nederland is het Nederlands.