• Oost-·Ne·der·land
enkelvoud meervoud
naamwoord Oost-Nederland -
verkleinwoord - -

het Oost-Nederlando

  1. (toponiem) benaming voor een groot deel van Nederland ten noorden van de grote rivieren en westelijk van het IJsselmeer (in taalkundige beschouwingen vaak met uitzondering van het Friestalige gebied)
     In de Tachtigjarige Oorlog gold ze als een van de belangrijkste vestingen van Oost-Nederland en verwisselde ze regelmatig van bezetter.[1]
     In Oost-Nederland tussen Rijn en Dollard vinden wij de eerste belangstelling voor het eigen dialect bij enkele geleerden uit de zeventiende eeuw.[2]
  2. (toponiem) benaming voor een landsdeel dat bestaat uit de Nederlandse provincies Gelderland, Overijssel en Flevoland, vooral gebruikt in statistische publicaties
  3. (toponiem) benaming voor een werkgebied dat bestaat uit de Nederlandse provincies Gelderland en Overijssel of een delen van beide provincies
     Oost NL is de ontwikkelingsmaatschappij van Oost-Nederland. In opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat en de provincies Overijssel en Gelderland versterken wij de regionale economie.[3]
     Rijkswaterstaat Oost-Nederland verzorgt onderhoud, beheer en aanleg van (snel)wegen en hoofdvaarwegen in Overijssel en Gelderland.[4]
  1.   Weblink bron
    Ronald Stenvert e.a.
    “Monumenten in Nederland. Overijssel.” (1998), Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist / Waanders Uitgevers, Zwolle, ISBN 9040092001, p. 224 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren  
  2.   Weblink bron
    H.T.J. Miedema
    De ontwikkeling der Oostnederlandse dialectstudie in: Taal en Tongval., jrg. 15 nr. 3/4 (najaar 1963), Willem Pée, Bosvoorde, p. 112
  3.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Wie zijn we : Bedrijfsprofiel” (4 oktober 2022) op oostnl.nl
  4.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Rijkswaterstaat Oost-Nederland” (31 maart 2015) op rijkswaterstaat.nl