• oost
  • In de betekenis van ‘windstreek’ voor het eerst aangetroffen in 802 [1]
  • erfwoord Afkomstig van het Protogermaanse *-aus-to, *-austro (richting de dageraad), van het Proto-Indo-Europese *-aus (dageraad, letterlijk: schijnen).

oost

  1. (windstreek) de richting waar de zon opkomt
     Zo was de eenvoudige monnik uit Myra, die in de vierde eeuw plotseling in de geschiedenis kwam als de weldoener van alle mensen - en er korte tijd later weer uit verdween - nu in oost en west bekend.[2]
standaardafleidingen:OostoostelijkoostenOostenooster (oostenwind)
windstreken
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]