oosttak
- oost·tak
- samenstelling van oost en tak
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oosttak | oosttakken |
verkleinwoord | oosttakje | oosttakjes |
de oosttak m
- de tak van een tracé dat richting het oosten gelegen is.
- Er werd een nieuwe oosttak van de metro aangelegd.
- Het woord oosttak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.