ooster

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  ooster    (hulp, bestand)
• IPA: /ˈostər/

Woordafbreking

• oos·ter

Woordherkomst en -opbouw

• afleiding van oost met het achtervoegsel -er

Bijvoeglijk naamwoord

ooster

1. (verouderd) in het oosten gelegen
2. geeft als eerste lid in samenstellingen aan dat het door het tweede lid genoemde oostelijk ligt of daarvandaan komt

Synoniemen

• oostelijk

Antoniemen

• wester

Verwante begrippen

• zuider, noorder

Hyponiemen

   

Oosterbaan Oosterbeek Oosterboer Oosterbroek Oosterbuur Oosterbuurt Oosterdok Oostereinde Oosterend oostergrens Oosterhesselen Oosterhof Oosterholt Oosterhout Oosterhuis oosterkim oosterkimme oosterland Oosterleek oosterlengte oosterlicht oosterling Oosterlucie Oostermeer Oosternieland Oosterpark Oosterpoort Oosterschelde Oosterstrand Oostertrans Oosterwierum Oosterwijk Oosterwijtwerd Oosterwolde oosterzon

Gangbaarheid

• Het woord 'ooster' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.