• oos·ter·kim
enkelvoud meervoud
naamwoord oosterkim oosterkimmen
verkleinwoord

de oosterkimv

  1. de oostelijke horizon waar de zon opkomt
     Op uitnodiging van loge De Oosterkim verzorgt Huib Lazet woensdag 22 juni (aanvang 19.45 uur) een openbare lezing in het Koetshuis aan de Marktstraat over de vrijmetselarij. In woord en beeld vertelt hij meer over de geschiedenis van de vrijmetselaars.[2]
     Als morgenster fonkelt hij in alle vroegte aan de oosterkim, met de kleurschakering van de regenboog. Als een heraut die het sterven van de nacht aankondigt. Een troubadour die de doorbraak van de dag bezingt. De intocht van het licht![3]
38 % van de Nederlanders;
32 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Lezing over vrijmetselaars in Oldenzaal” (18-06-2016), Tubantia
  3.   Weblink bron
    dr. A. de Reuver
    “„Ons horloge loopt voor, Gods genadetijd loopt secuur gelijk”” (23-12-2010), Reformatorisch Dagblad
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be