zuider

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  zuider    (hulp, bestand)
• IPA: /ˈzœʏdər/

Woordafbreking

• zui·der

Woordherkomst en -opbouw

• afleiding van zuid met het achtervoegsel -er

Bijvoeglijk naamwoord

zuider

1. (verouderd) in het zuiden gelegen
2. geeft als eerste lid in samenstellingen aan dat het door het tweede lid genoemde zuidelijk ligt of daarvandaan komt

Synoniemen

• zuidelijk

Antoniemen

• noorder

Verwante begrippen

• ooster, wester

Hyponiemen

   

Zuideramstel zuiderbreedte Zuiderbroeder zuiderbuur Zuiderdriehoek Zuidereiland zuidergrens zuiderhalfrond Zuiderhoek Zuiderhoofd zuiderkeerkring zuiderkim Zuiderkolonie Zuiderkroon Zuiderkruis Zuiderkwartier zuiderlicht zuiderling Zuidernet zuideropgaand Zuiderpark zuiderpier zuiderstorm zuiderstrand Zuidertoren Zuiderwal Zuiderwijk Zuiderwoude Zuiderzee zuiderzon

Gangbaarheid

• Het woord 'zuider' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.