Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lams·haas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lamshaas lamshazen
verkleinwoord lamshaasje lamshaasjes

Zelfstandig naamwoord

de lamshaasm

  1. (voeding) mals vlees afkomstig van de rugspieren in de lende van een jong schaap
     Bestrooi de lamshaasjes met zout en peper en leg ze naast elkaar op het rooster van de rookoven.[1]
     Doe de lamshaas in de pan en bak hem in circa 6 minuten rosé onder regelmatig omdraaien.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Kim Maclean
    “Salade met gerookte lamshaas” (3 februari 2005) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Kim Maclean
    “Warme lamsvleessalade” (11 juli 1994) op nrc.nl