Haas
Niet te verwarren met: haas |
- Haas
- leenvertaling van Latijn Lepus, geschreven met een hoofdletter volgens spellingregel 16.E
Haas
- (astronomie) sterrenbeeld zuidelijk van de dierenriem (tussen rechte klimming 4u54m en 6u09m en tussen declinatie −27° en −11°)
- Het woord 'Haas' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Haas
- Afkomstig van het Duitse woord Hase zn , dat van de Middelhoogduitse woorden has zn en hase zn komt, die weer van de Oudhoogduitse woorden has zn en haso zn komen
enkelvoud (onbepaald) |
enkelvoud (bepaald) |
meervoud (onbepaald) |
meervoud (bepaald) | |
---|---|---|---|---|
nominatief | en Haas | der Haas | Haase | die Haase |
datief | me Haas | em Haas | Haase | de Haase |
accusatief | en Haas | der Haas | Haase | die Haase |
Haas, m
- (haasachtigen) haas, benaming voor zoogdieren uit het geslacht Lepus
- «Ee mol waare mir uff en Ufer newwich en Highway am yaage un en Haas iss midde in die Schtrosse nunnergeschprunge.»[1]We waren eens aan het jagen op een oever van een snelweg en een haas sprong midden op straat naar beneden.
- «Ee mol waare mir uff en Ufer newwich en Highway am yaage un en Haas iss midde in die Schtrosse nunnergeschprunge.»[1]
-
En Haas
(Lepus europaeus)
Een haas
- Aryets hockt en Haas im Peffer.
Er is ergens een probleem. (letterlijk: Er zit ergens een haas in de peper.)
- ↑ Weblink bron Doug Madenford“Eppes vun dem Jake!”, Blog (20179-04-29), PA Dutch 101 Alles was mer fer Pennsylvaanisch Deitsch braucht!