Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: haas


  • Haas

Haas

  1. (astronomie) sterrenbeeld zuidelijk van de dierenriem (tussen rechte klimming 4u54m en 6u09m en tussen declinatie −27° en −11°)


  • Haas
  • Afkomstig van het Duitse woord  Hase zn , dat van de Middelhoogduitse woorden  has zn  en  hase zn  komt, die weer van de Oudhoogduitse woorden  has zn  en  haso zn  komen
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Haas der Haas Haase die Haase
datief me Haas em Haas Haase de Haase
accusatief en Haas der Haas Haase die Haase

Haas, m

  1. (haasachtigen) haas, benaming voor zoogdieren uit het geslacht Lepus  
    «Ee mol waare mir uff en Ufer newwich en Highway am yaage un en Haas iss midde in die Schtrosse nunnergeschprunge.»[1]
    We waren eens aan het jagen op een oever van een snelweg en een haas sprong midden op straat naar beneden.
  • Aryets hockt en Haas im Peffer.
Er is ergens een probleem. (letterlijk: Er zit ergens een haas in de peper.)
  1.   Weblink bron
    Doug Madenford
    “Eppes vun dem Jake!”, Blog (20179-04-29), PA Dutch 101 Alles was mer fer Pennsylvaanisch Deitsch braucht!