Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Jo·na
Woordherkomst en -opbouw
  enkelvoud
nominatief   Jona  
genitief   Jona's  

Eigennaam

Jona m

  1. (religie) zoon van Amittai, uit Gat-Hachefer, profeet die vlucht voor een opdracht in Nineve en daarbij wordt ingeslikt door een grote vis (19x: 2 Kon. 14:25, Jona 1:1 +; Griekse vorm 9x in NT)
  2. (religie) boek in de Bijbel en de Tenach, waarin de profeet Jona een hoofdrol speelt
  3. (mannelijke naam) jongensnaam
Synoniemen
Verwante begrippen
[2] boeken in de christelijke Bijbel
 Oude Testament  


 Apocriefen  
aanvullingen op boeken
hiervoor gemarkeerd met
*
 Nieuwe Testament  
[2] boeken van de Tenach
 Tora   (Wet)
 Neviiem   (profeten)
 Neviiem Risjoniem  
 Neviiem Acharoniem  
 Ketoeviem   (geschriften)
 sifree emet  
 chameesj megilot   (vijf rollen)
(overige boeken)

Jona v

  1. (vrouwelijke naam) meisjesnaam
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen