• Ho·sea

Hosea m

  1. (religie) naam van meerdere personen uit de Bijbel
    1. afstammeling van Efraïm, zoon van Nun (Num. 13:8, 13:16, Deut. 32:44);
    2. zoon van Ela, laatste koning van het noordrijk Israël (8x: 2 Kon. 15:30 +);
    3. zoon van Beëri, profeet in het noordrijk Israël in de tijd van koning Jerobeam van Israël; zijn woorden staan in een naar hem genoemd Bijbelboek (Hos. 1:1, 1:2);
    4. een van de hoofden van het volk die zich na terugkeer uit de ballingschap in Babel verbinden om de Tora te onderhouden (Neh. 10:24);
    5. zoon van Azazjahu, hoofd van de stam Efraïm (1 Kron. 27:20);
  2. (religie) boek in de Bijbel, waarin de profeet Hosea, zoon van Beëri, een hoofdrol speelt
  3. (mannelijke naam) jongensnaam
[2] boeken in de christelijke Bijbel
 Oude Testament  


 Apocriefen  
aanvullingen op boeken
hiervoor gemarkeerd met
*
 Nieuwe Testament