Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Ti·tus
Woordherkomst en -opbouw
  • via Middelnederlands  Titus en  van Latijn  Titus en ; over de precieze herkomst en betekenis bestaat geen zekerheid, het was een van de meest gangbare Romeinse voornamen, gedragen door verschillende personen uit de Romeinse geschiedenis en de Bijbel [1] [2]
  enkelvoud
nominatief   Titus  
genitief   Titus'  

Eigennaam

Titus m

  1. (geschiedenis) voornaam van verschillende Romeinen, zoals de schrijver Livius en enkele keizers
  2. (religie) naam van 2 personen in de Bijbel
    1. naam van een Romeinse gezant, die een brief aan Judas de Makkabeeër ondertekent (2 Makk. 11:34)
    2. leerling en medewerker van de apostel Paulus (2 Kor. 2, 7, 8, 12, Gal. 2, 2 Tim. 4, Tit.)
  3. (religie) naam van een boek uit het Nieuwe Testament, in de vorm van een brief van Paulus gericht aan zijn leerling en medewerker Titus
  4. (mannelijke naam) jongensnaam
Verwante begrippen
[3] boeken in de christelijke Bijbel
 Oude Testament  


 Apocriefen  
aanvullingen op boeken
hiervoor gemarkeerd met
*
 Nieuwe Testament  
  • [4] mannelijke vorm van Titia
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Vroegmiddelnederlands Woordenboek
  2. verklaring: Titus in de Nederlandse Voornamenbank van het Meertens Instituut op de website van de KNAW