Baruch
- Ba·ruch
- via Middelnederlands Baruch, Latijn Baruch en Oudgrieks Βαρούχ (Baroúch) van Hebreeuws בָּרוּךְ en (Baroech) "gezegend", naam van verschillende personen uit de Bijbel [1] [2] [3]
enkelvoud | |
---|---|
nominatief | Baruch |
genitief | Baruchs |
Baruch m
- (religie) naam van verschillende personen uit de Bijbel
- zoon van Neria, schrijver van de profeet Jeremia, aan wie deze zijn profetieën dicteert (23x: Jer. 32:12 +; Bar.)
- zoon van Zabbai; werkt mee aan de herbouw van de muur van Jeruzalem (Neh. 3:20)
- een van de priesters die zich na terugkeer uit de ballingschap in Babel verbinden om de Tora te onderhouden (Neh. 10:7)
- afstammeling van Juda, zoon van Kolchoze, vader van Maäseja, die hoort tot de nieuwe inwoners van Jeruzalem (Neh. 11:5)
- (religie) apocrief boek uit de Bijbel, toegeschreven aan Baruch, zoon van Neria
- (mannelijke naam) (Jiddisch-Hebreeuws) jongensnaam
- Baroech (Hebreeuws)
[2] boeken in de christelijke Bijbel
- Genesis
- Exodus
- Leviticus
- Numeri
- Deuteronomium
- Jozua
- Rechters
- Ruth
- 1 Samuel
- 2 Samuel
- 1 Koningen
- 2 Koningen
- 1 Kronieken
- 2 Kronieken
- Ezra *
- Nehemia
- Ester *
- Job
- Psalmen
- Spreuken
- Prediker
- Hooglied
- Jesaja
- Jeremia
- Klaagliederen
- Ezechiël
- Daniël *
- Hosea
- Joël
- Amos
- Obadja
- Jona
- Micha
- Nahum
- Habakuk
- Sefanja
- Haggai
- Zacharia
- Maleachi
- Apocriefen
- aanvullingen op boeken
hiervoor gemarkeerd met *
2. apocrief boek uit de Bijbel
- Het woord 'Baruch' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Vroegmiddelnederlands Woordenboek
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ verklaring: Baruch in de Nederlandse Voornamenbank van het Meertens Instituut op de website van de KNAW