Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Mi·cha
Woordherkomst en -opbouw
  enkelvoud
nominatief   Micha  
genitief   Micha's  

Eigennaam

Micha m

  1. (religie) naam van meerdere personen uit de Bijbel
    1. man uit het gebied van Efraïm met een eigen heiligdom; de stam Dan rooft beelden en kleding daaruit; andere naam: Michajehu (19x: Recht. 17:5 +)
    2. zoon van Mefiboset of Meribbaäl (5x: 2 Sam. 9:12, 1 Kron. 8:34 +)
    3. profeet uit Moreset in de tijd van de koningen Jotam, Achaz en Hizkia van Juda; zijn woorden staan in een naar hem genoemd Bijbelboek (Jer. 26:18, Mi. 1:1)
    4. een van de Levieten die zich na terugkeer uit de ballingschap in Babel verbinden om de Tora te onderhouden (Neh. 10:12)
    5. vader van Mattanja, Leviet; andere naam: Michaja (Neh. 11:17, 11:22, 1 Kron. 9:15)
    6. afstammeling van Ruben, zoon van Simi, vader van Reaja (1 Kron. 5:5)
    7. Leviet, nakomeling van Kehat, zoon van Uzziël (4x: 1 Kron. 23:20 +)
    8. zoon van Jimla, profeet in de tijd van koning Achab van Israël; andere naam: Michajehu (2 Kron. 18:14)
    9. vader van Abdon of Achbor; andere naam: Michaja (2 Kron. 34:20)
  2. (religie) boek in de Bijbel en de Tenach, waarin de profeet Micha uit Moreset een hoofdrol speelt
  3. (mannelijke naam) jongensnaam
Synoniemen
Verwante begrippen
[2] boeken in de christelijke Bijbel
 Oude Testament  


 Apocriefen  
aanvullingen op boeken
hiervoor gemarkeerd met
*
 Nieuwe Testament  
[2] boeken van de Tenach
 Tora   (Wet)
 Neviiem   (profeten)
 Neviiem Risjoniem  
 Neviiem Acharoniem  
 Ketoeviem   (geschriften)
 sifree emet  
 chameesj megilot   (vijf rollen)
(overige boeken)

Micha v

  1. (vrouwelijke naam) meisjesnaam
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen