Richteren
- Rich·te·ren
- bewust archaïsche leenvertaling van Hebreeuws שׁוֹפְטִים en (Sjoftiem) "rechters" , omdat het in een ver verleden gebruikelijk was dat bestuurders ook rechtspraak uitoefenden; als naam van een boek uit de Bijbel geschreven met een hoofdletter volgens spellingregel 16.P[1] [2]
Richteren m
- (religie) in de Statenvertaling de benaming van het boek over de periode dat de Joden door "rechters" werden bestuurd
1. zie: Rechters
- Het woord 'Richteren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.