• Je·ho·sjoea

Jehosjoea m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) (religie) naam van verschillende personen in de Tenach, Waaronder Jozua, zoon van Nun
  2. (Jiddisch-Hebreeuws) (religie) boek in de Tenach, waarin Jozua, zoon van Nun, een hoofdrol speelt, Jozua in de Bijbel
[2] boeken van de Tenach
 Tora   (Wet)
 Neviiem   (profeten)
 Neviiem Risjoniem  
 Neviiem Acharoniem  
 Ketoeviem   (geschriften)
 sifree emet  
 chameesj megilot   (vijf rollen)
(overige boeken)