• Hag·gai
  enkelvoud
nominatief   Haggai  
genitief   Haggais  

Haggai m

  1. (religie) profeet die na de ballingschap in Babel aanspoort tot herbouw van de tempel; zijn woorden staan in een naar hem genoemd Bijbelboek (11x: Hag. 1:1 +, Ezra 5:1 +)
  2. (religie) boek in de Bijbel, waarin de profeet Haggai een hoofdrol speelt
[2] boeken in de christelijke Bijbel
 Oude Testament  


 Apocriefen  
aanvullingen op boeken
hiervoor gemarkeerd met
*
 Nieuwe Testament