• Ze·char·ja
  enkelvoud
nominatief   Zecharja  
genitief   Zecharjas  

Zecharja m

  1. (religie) naam van meerdere personen uit de Tenach (het Oude Testament)
    1. zoon van Iddo, hoofd van de priesterfamilie Iddo in de tijd van hogepriester Jojakim; profeet wiens woorden staan in een naar hem genoemd Bijbelboek (7x: Zach. 1:1 +, Ezra 5:1 +, Neh. 12:16)
    2. zoon en opvolger van koning Jerobeam van Israël (2 Kon. 14:29, 2 Kon. 15:11)
    3. grootvader van koning Hizkia van Juda (2 Kon. 18:2)
    4. zoon van Paros; keert met Ezra terug uit de ballingschap in Babel (Ezra 8:3)
    5. zoon van Bebai; keert met Ezra terug uit de ballingschap in Babel (Ezra 8:11)
    6. een van degenen die met Ezra terugkeren uit de ballingschap in Babel, afgezant naar Iddo; mogelijk identiek met Zecharja (Ezra 8:16)
    7. zoon van Elam, getrouwd met een uitheemse vrouw (Ezra 10:26)
    8. een van degenen die naast Ezra staan bij het voorlezen van de Tora; mogelijk identiek met Zecharja (Neh. 8:4)
    9. afstammeling van Juda, grootvader van Ataja die hoort tot de nieuwe inwoners van Jeruzalem (Neh. 11:4)
    10. afstammeling van Juda, voorvader van Maäseja die hoort tot de nieuwe inwoners van Jeruzalem (Neh. 11:5)
    11. voorvader van Adaja, een priester die hoort tot de nieuwe inwoners van Jeruzalem (Neh. 11:12)
    12. nakomeling van Asaf, zoon van Jonatan, priester, trompetspeler bij de inwijding van de muur van Jeruzalem (Neh. 12:35)
    13. andere priester, trompetspeler bij de inwijding van de muur van Jeruzalem (Neh. 12:41)
    14. zoon van Meselemja, poortwachter (1 Kron. 9:21)
    15. zoon van Jeïël en Maächa (1 Kron. 9:37)
    16. Leviet, poortwachter, bespeler van een snaarinstrument bij de komst van de verbondsark in Jeruzalem (1 Kron. 15:20, 16:5)
    17. een van degenen die het volk onderrichten in opdracht van koning Jehosafat van Juda (2 Kron. 17:7)
    18. zoon van de priester Jehojada; wordt gestenigd in opdracht van koning Joas van Israël (2 Kron. 24:20; ook 2x in NT)
    19. Leviet in de tijd van koning Josia van Juda, nakomeling van Kehat (2 Kron. 34:12)
  2. (Jiddisch-Hebreeuws) (religie) boek in de Tenach, waarin de profeet Zecharja, zoon van Iddo, een hoofdrol speelt
[2] boeken van de Tenach
 Tora   (Wet)
 Neviiem   (profeten)
 Neviiem Risjoniem  
 Neviiem Acharoniem  
 Ketoeviem   (geschriften)
 sifree emet  
 chameesj megilot   (vijf rollen)
(overige boeken)
   1. zie: Zacharia