• Eu·ro·pe·aan
enkelvoud meervoud
naamwoord Europeaan Europeanen
verkleinwoord Europeaantje Europeaantjes

de Europeaanm

  1. (demoniem) bewoner van het Europese continent of iemand die daarvan afkomstig is
     Op die lijst stond ook de tweede kanshebber, Toon Dohmen met zijn vertaling van Orlando Figes’ Europeanen – Het ontstaan van een gemeenschappelijke cultuur.[1]
  2. (demoniem) inwoner van de Europese Unie
  3. (politiek) (figuurlijk) voorstander van Europese eenwording
  4. (antropologie) (historisch) persoon van Europese afkomst, met blanke huidskleur
  1.   Weblink bron
    Emilia Menkveld
    “Vijf Nederlandse vertalers maken kans op Filterprijs 2020” (13 maart 2020), de Volkskrant