Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: hamburger


  • Ham·bur·ger
enkelvoud meervoud
naamwoord Hamburger Hamburgers
verkleinwoord

de Hamburgerm

  1. (demoniem) een inwoner van Hamburg, of iemand afkomstig uit Hamburg
stellend
onverbogen Hamburger
verbogen -

Hamburger

  1. (demoniem) op Hamburg betrekking hebbend


  • Ham·bur·ger

Hamburger m

  1. (demoniem) Hamburger; een inwoner van Hamburg, of iemand afkomstig uit Hamburg
  2. (voeding) hamburger; een broodje met een hamburger-schijf dat wordt versierd met wat sla, kappertjes, uitjes, (worcester)saus, zout, peper, etc.