• Utrech·te·naar
enkelvoud meervoud
naamwoord Utrechtenaar Utrechtenaars
Utrechtenaren
verkleinwoord Utrechtenaartje Utrechtenaartjes

de Utrechtenaarm

  1. (demoniem) een inwoner van Utrecht, of iemand afkomstig uit Utrecht
  2. (verouderd) een homoseksueel
  1. Utrechtenaar op website: Etymologiebank.nl
  2. A.H. Huussen jr. 1982. “Strafrechtelijke vervolging van ‘sodomie’ in de Republiek”, in: Spiegel Historiael 17, pp. 547-552.