homoseksueel
- ho·mo·sek·su·eel
- van Duits homosexuell, op te vatten als afgeleid van seksueel met het voorvoegsel homo-, in de betekenis ‘gericht op seksuele omgang met personen van hetzelfde geslacht’ aangetroffen vanaf 1872 (zie vindplaats hieronder [1][2][3]
Het Duitse woord is oorspronkelijk als "homosexual" bedacht door de Duits-Hongaarse journalist K.M. Kertbeny en algemeen bekend geworden dankzij de publicatie in 1886 Psychopathia Sexualis van de Duitse seksuoloog R. von Krafft-Ebing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | homoseksueel | homoseksuelen |
verkleinwoord | homoseksueeltje | homoseksueeltjes |
de homoseksueel m
- (lhbt) man met seksuele voorkeur voor mannen of vrouw met seksuele voorkeur voor vrouwen
- homosexueel (officiële spelling tot 1955, daarin toegelaten spelling tot 1996)
- Kertbeny bedacht ook op eenzelfde manier gevormde woorden (met wetenschappelijke pretentie) als normalsexual of heterosexual 'zijnde seksueel gericht op personen van het andere geslacht', monosexual 'zijnde uitsluitend gericht op zichzelf voor seksuele bevrediging', amphisexual 'zijnde seksueel gericht op personen van beide geslachten'.
- Een oudere wetenschappelijke benaming voor '(mannelijke) homoseksueel' is uranist, ontleend aan Frans uraniste (een vorm die weer afgeleid is van het thans verouderde, Duitse neologisme voor mannelijke homoseksualiteit "Uranismus").
1. man met seksuele voorkeur voor mannen of vrouw met seksuele voorkeur voor vrouwen
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | homoseksueel | homoseksueler | homoseksueelst |
verbogen | homoseksuele | homoseksuelere | homoseksueelste |
partitief | homoseksueels | homoseksuelers | - |
homoseksueel
- (lhbt) betrekking hebbend op de liefde voor mensen van mannen voor mannen of vrouwen voor vrouwen
- Weet jij of die man homoseksueel is?
1. betrekking hebbend op de liefde voor geslachtsgenoten
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ homoseksueel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Europeesche Hofschandalen. Deel 4” (1872), F.C. Bührmann, Amsterdam, p. 27/28
- Het woord homoseksueel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "homoseksueel" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be