• Noor·se
  • Afgeleid van Noors met het achtervoegsel -e
enkelvoud meervoud
naamwoord Noorse Noorsen
verkleinwoord - -

de Noorsev

  1. (demoniem) een vrouw uit Noorwegen

Noorse

  1. verbogen vorm van de stellende trap van Noors
     En daardoor waren de voorwaarden voor een normale en vriendschappelijke relatie tussen de Noren en de Duitsers zo goed als vernietigd. Koning Haakon en de kroonprins, zijn oude zeilvriend Olav, zaten nu samen met de gevluchte Noorse regering in Londen.[1]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142