Griek
Nederlands
Niet te verwarren met: griek |
Uitspraak
- Geluid: Griek (hulp, bestand)
- IPA: / ɣrik / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /χrik/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣrik/
Woordafbreking
- Griek
Woordherkomst en -opbouw
- Ontleend aan het Volkslatijnse *Gręcọ, klassiek Graecus.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Griek | Grieken |
verkleinwoord | Griekje | Griekjes |
Zelfstandig naamwoord
Griek m
- (demoniem) een inwoner van Griekenland, of iemand afkomstig uit Griekenland
- "Grieken zien niets in werkethiek" [1]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Demoniemen bij Griekenland in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Vertalingen
1. inwoner van Griekenland
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord Griek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.