Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: waal

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Waal
Woordherkomst en -opbouw
  1. (demoniem): uit Middelnederlands Wāle, uit Oergermaans *Walhaz ‘Kelt, Romaan’, vermoedelijk teruggaand op de Keltische stam die in het Latijn Volcae werd genoemd.[1] Verwant met Oudhoogduits Wal(a)h ‘Romaan; vreemdeling’, Oudengels Wealh ‘Kelt, Brit; vreemdeling, slaaf’ en Oudnoords Valir ‘inwoners van Noord-Frankrijk, Romanen, Kelten; slaven’.
  2. (eigennaam): uit Middelnederlands Wael, dat teruggaat op Latijnse en Germaanse vormen (vgl. Vahalis, eerder Vacalus, vroegste Keltisch Vocalus).[2][3]
demoniem enkelvoud meervoud
naamwoord Waal Walen
verkleinwoord Waaltje Waaltjes

Zelfstandig naamwoord

de Waalm

  1. (demoniem) een bewoner of iemand die afkomstig is uit Wallonië
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

enkelvoud meervoud
naamwoord Waal
verkleinwoord Waaltje[4]

Eigennaam

Waal v/m[5]

  1. (toponiem: rivier) de naam van een brede zijtak van de Rijn in Gelderland
  2. naam van een afgedamde rivierarm op IJsselmonde
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche Taal online
  2. Woordenboek der Nederlandsche Taal online
  3. Den Boon C.A. en D. Geeraerts
    Van Dale Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal (2005) 14e druk
  4. Waaltje op Wikipedia
  5. rivieren genus op VRT Taalnet