waal
Niet te verwarren met: Waal |
- waal
- [A] erfwoord via Middelnederlands wael van Oudnederlands waal "diepe plas, poel, diepte", in de betekenis van ‘poel, kolk’ aangetroffen vanaf de 10e eeuw [1] [2] [3] [4]
- [B] van Waal en "iemand uit Wallonië", omdat het van oorsprong een Belgisch scheepstype was; geschreven met een kleine letter volgens spellingregel 16.H [5] [6]
[A] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | waal | walen |
verkleinwoord | waaltje | waaltjes |
[A] de waal v
- (aardrijkskunde) (verouderd) diepe plas, zoals die na een vroegere dijkdoorbraak blijven bestaan
vervoeging van |
---|
walen |
[A] waal
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van walen
- Ik waal.
- gebiedende wijs van walen
- Waal!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van walen
- Waal je?
[B] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | waal | walen |
verkleinwoord | waaltje | waaltjes |
[B] de waal m
- (scheepvaart) (verouderd) bepaald type binnenvaartschip met platte bodem
- Het woord waal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "waal" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[7] |
- [A]: Kolk
- [B]: Houten waal
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Oudnederlands Woordenboek
- ↑ waal (poel, kolk) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "waal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Pieter Klein (red.)“Binnenvaarttaal : Waal (1-3)” (1997-…) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
waal