Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ri·vier
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘waterstroom’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
  • Verwant met Latijn ripa (oever). Vergelijk ook Nederlands arriveren [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord rivier rivieren
verkleinwoord riviertje riviertjes

Zelfstandig naamwoord

rivier v

  1. (geologie) een natuurlijke waterstroom
     Ook werden er waarschuwingen bij specifieke stukken trail achtergelaten, zoals bijvoorbeeld op welke plek men het best een gevaarlijke rivier in de bergen kon oversteken.[3]
     Het was heel anders dan de meeste rivieren die ik onderweg was tegengekomen.[3]
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen