Zweed
- Geluid: Zweed (hulp, bestand)
- IPA: / zwet / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /zʋet/
- (Vlaanderen, Brabant): /zβ̞et/
- (Limburg): /zwed/
- Zweed
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Zweed | Zweden |
verkleinwoord | Zweedje | Zweedjes |
de Zweed m
- (demoniem) een inwoner van Zweden, of iemand afkomstig uit Zweden
- ▸ De Zweden dansen tijdens de midzomeravond om de meiboom en in andere landen worden vuren aangestoken om het verleden te verbranden.[1]
Demoniemen bij Zweden in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1. een inwoner van Zweden, of iemand afkomstig uit Zweden
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord Zweed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers