fransoos
- fran·soos
- via Middelnederlands Frantsois van Oudfrans françois, in de betekenis van ‘Fransman (minachtend)’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fransoos | fransozen |
verkleinwoord | fransoosje | fransoosjes |
de fransoos m
- (scheldwoord) minachtende benaming voor iemand met de Franse nationaliteit
- Wat denken die fransozen wel!
- Fransoos (officiële spelling tot 2006)
- Afleidingen van aardrijkskundige namen, zoals Fransman, worden met een hoofdletter geschreven. Sinds 2006 zegt spellingregel 16.J (3.2) dat deze hoofdletter vervalt bij bij- en scheldnamen, zoals aussie, fransoos, jap, kaaskop, mof en spanjool en spaghettivreter.
- Het woord fransoos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fransoos" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
71 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "fransoos" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be