• ver·eni·ging
  • Naamwoord van handeling van verenigen met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud meervoud
naamwoord vereniging verenigingen
verkleinwoord verenigingetje verenigingetjes

de verenigingv

  1. (juridisch) vrijwillige groepering van personen (leden), met of zonder rechtspersoonlijkheid, die gericht is op een bepaald doel en met een bestuur aan het hoofd
    • Hij had zich aangesloten bij een vereniging voor fotografie. 
     Op 8 en 9 juli moeten zij zich verantwoorden in de rechtbank in Almelo. Het twintigtal wordt verdacht van openlijke geweldpleging in vereniging. Voor zeven van hen komt daar ook een beschuldiging van poging tot zware mishandeling bij.[1]
  1. samenvoeging van een aantal zaken of samenkomst van een aantal personen
  2. (wiskunde) een operatie die twee of meer verzamelingen samenvoegt
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1.   Weblink bron “OM vervolgt twintig verdachten voor rellen FC Twente-Hammarby” (24 juni 2024), NOS
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be