amateurvereniging
- ama·teur·ver·eni·ging
- samenstelling van amateur zn en vereniging zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | amateurvereniging | amateurverenigingen |
verkleinwoord |
de amateurvereniging v
- (sport) vereniging waarvan onbetaalde sporters lid zijn
- ▸ Kuijt was toen eindverantwoordelijke bij het hoogste jeugdelftal (Onder-19) van Feyenoord en assistent-trainer bij amateurvereniging Quick Boys, de club waar hij als vijfjarige voetballer begon.[2]
- vereniging waarvan de leden iets uit liefhebberij doen
- Het woord amateurvereniging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron NOS Voetbal“Kuijt debuteert komend seizoen als hoofdtrainer bij ADO Den Haag” (Dinsdag 31 mei 2022, 17:15), NOS