hengelsportvereniging


  • hen·gel·sport·ver·eni·ging
enkelvoud meervoud
naamwoord hengelsportvereniging hengelsportverenigingen
verkleinwoord

de hengelsportverenigingv [1]

  1. sportclub waarvan sportvissers lid zijn
     Samen met vrijwilligers werden gezonde vissen overgezet naar het Twentekanaal. Jan Kamphuis van hengelsportvereniging De Brasem schatte eerder dat "tienduizenden vissen" zijn gered.[2]
     Een hengelsportvereniging uit het Limburgse Broekhuizenvorst is alle vissen kwijt. Door de overstromingen van vorige maand kwamen de visvijvers van de vereniging in de Maas te liggen. Ruim zeshonderd vissen zijn vervolgens de rivier in gezwommen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Waterkwaliteit Berkel sterk verbeterd, stuwen weer open” (Zaterdag 17 november 2018, 17:47), NOS
  3.   Weblink bron “Zeshonderd vissen van Limburgse visvereniging zoek” (Donderdag 5 augustus 2021, 10:54), NOS